Portfolio

School voor Journalistiek, jaar 2

Semester Slow: verschillende achtergrondverhalen – februari tot juni 2020

“Steeds meer mensen bestelden online, zelfs meer dan in december.”

Wen Xin van der Linden | 18 juni 2020 12:45

Zet je geluid aan voor de volledige ervaring!

Ali Dag, pakketbezorger bij PostNL. Foto: Wen Xin van der Linden

“Het kost vooral meer tijd. Mensen hebben bijvoorbeeld niet meteen hun identiteitsbewijs bij zich als ze de deur opendoen, ze moeten dan eerst nog hun identiteitsbewijs zoeken. Dan sta ik daar algauw nog vijf minuten te wachten wat normaal gesproken dus niet hoeft.”  Hoe is het voor de pakketbezorger in deze coronatijd om pakketjes te moeten thuisbezorgen? 

Ali Dag (42) werkt bij PostNL en bezorgt pakketten in onder andere Veenendaal, Ede en Bennekom. Inmiddels werkt hij al elf jaar voor PostNL. In het begin van de coronacrisis waren het veel pakketten van bouwmarkten zoals Gamma en Praxis die Dag thuisbezorgde.

 “Doordat mensen langer thuis moesten blijven merkte ik dat mensen kleding, schoenen en steeds meer speelgoed voor kinderen online zijn gaan bestellen.

De overheid heeft mensen sinds halverwege maart opgeroepen thuis te werken als dat kan en winkels sloten (deels) hun deuren. Dat leidde afgelopen weken tot veel meer online bestellingen en dus meer pakketten die door de pakketbezorgers van PostNL moesten worden afgeleverd. PostNL heeft aangegeven zoveel mogelijk hun pakketbezorging te kunnen laten blijven doorgaan. PostNL heeft gezegd bezig te zijn met een verruiming van de dagelijkse bezorgtijd zodat pakketten op tijd thuisbezorgd kunnen worden en bezig zijn met het nemen van extra maatregelen vanwege het coronavirus. Zo moeten pakketbezorgers en klanten 1,5 meter afstand van elkaar houden, moet er handgel in de pakketbussen van pakketbezorgers zijn, wordt er in sorteercentra extra schoongemaakt en gebruik gemaakt van plastic schermen tussen werkplekken in sorteercentra.


Het begin van de werkdag (dinsdag 2 juni, 8:30- 10:30)

De pakketten die vandaag bezorgd moeten worden, worden ingeladen bij het sorteercentrum van PostNL in Amersfoort. Foto: Wen Xin van der Linden

Audio:

Vandaag heeft Ali Dag 112 adressen waar hij langs moet. Sinds de coronacrisis merkt Dag dat maandag geen rustige dag meer is. Voor de coronacrisis had Dag hooguit tachtig adressen op maandag na een lang weekend zoals bij Pinksteren het geval is. Dag heeft een grote regio waar hij pakketten rondbrengt en een deel daarvan is duidelijk een buitengebied. Hij gaat straks naar Bennekom, dan naar een buitengebied van Ede en Ederveen, vervolgens nog langs een stukje van Veenendaal de Klomp, daarna richting Lunteren en ten slotte nog naar een nieuwe wijk in Ede.

“Het is de dag na Tweede Pinksterdag, waardoor het normaal gesproken een rustige dag is. Als je het vergelijkt met vijf jaar geleden, waren het zeker op maandag niet zoveel adressen als nu.”

Jeske Nederstigt is economisch psycholoog en werkt op dit moment als programmamanager bij het expertisecentrum Circulaire Transitie. Ze doet daarbij onderzoek naar gedragsverandering en vertelt over  het online kopen van producten: “Dat er nu zoveel online wordt besteld heeft natuurlijk ook met veiligheid te maken in deze coronacrisis. Mensen willen liever niet meer in de fysieke winkel komen. Vroeger had men misschien wel het idee dat men thuis moest blijven om het pakketje te ontvangen aan de deur, zodat de buren het niet hoefde aan te nemen. Nu zitten natuurlijk juist heel veel mensen thuis. Dat maakt het voor de consument ook makkelijker om te kiezen voor het online kopen van producten en thuis te laten bezorgen. Daarnaast is het retourneren van online gekochte producten steeds makkelijker geworden en vaak gratis. “

In het eerste kwartaal van dit jaar zijn 414 miljoen pakketten door PostNL afgeleverd, in het eerste kwartaal van 2019 waren dat 398 miljoen pakketten. Dat is dus een toename van 3,9 procent. Dat zorgt ook voor meer omzet bij postorderbedrijven en webwinkels.

Dit zijn de links naar de interactieve versie van de grafieken:

De pakketten thuisbezorgen (tussen 10:30 – 18:00)

Dag vertelt: “De boerderijen zijn meestal, net zoals vandaag, niet thuis, dan leg ik het pakket gewoon in de schuur en dan vinden ze het wel. Ik heb bij de twee buren geprobeerd het pakketje af te leveren, maar die waren ook niet thuis. Ik heb bij de derde deur het pakketje kunnen afleveren. Voor de rest waren alle mensen wel thuis. Ik moet nu nog 40 adressen.” Vandaag was hij ook bij een bedrijf geweest waar door de coronacrisis maar een of twee auto’s stonden, nu ziet hij daar al weer meer auto’s staan op de parkeerplaats. “Ik merk op de weg dat het steeds drukker wordt.”

De bus van Dag rond 14:45. Foto: Ali Dag

Dag: “Bij grotere pakketten bel ik aan bij de klant en zet ik het pakket sowieso op de grond, nu moet ik daarbij ook meteen afstand nemen. Ook bij kleine pakketten bel ik natuurlijk aan, maar leg ik het nu ook op de grond en neem ik afstand.” De klant mag geen handtekening meer zetten op het touchscreen van het apparaat die Dag bij zich heeft, dus moet de klant moet een identiteitsbewijs laten zien.  Daarvan worden vervolgens de laatste drie tekens geregistreerd.

Midden op de dag in Ede. Foto: Ali Dag

Einde van de werkdag (dinsdag 2 juni, na 18:00)

Dag vond zijn werkdag in coronatijd toch redelijk normaal verlopen, ondanks dat hij merkt dat veel mensen meer online bestellen en thuis laten bezorgen, waardoor hij langer onderweg is om de pakketjes af te leveren. “Bij de laatste veertig adressen waren de mensen thuis, ik hoefde niet bij buren aan te bellen.” In de loop van de week verwacht Dag dat het wel drukker zal worden. “Morgen zal het denk ik rond de 150 adressen worden en later deze week zullen het er 200 adressen kunnen worden.”

Aan het einde van de dag: een lege bus! Foto: Ali Dag

“Door de coronacrisis merk ik dat ik langer aan het werk ben. De ene dag vind ik dat niet zo erg, de andere dag vind ik mijn werkdag wel wat lang worden en wil ik graag naar huis. Wanneer het ook het einde van de week is, wil ik  wel graag weekend en op tijd naar huis kunnen.” De drukte is Dag wel gewend door Kerst en Sinterklaas. Tussen oktober en januari is het altijd druk. Dan adviseert Dag zijn klanten om halverwege oktober al producten te bestellen. Dag hoopt dat de maatregelen niet lang meer duren, dat hij overuren maakt vind hij nog niet zo erg, maar het contact met zijn klanten mist hij zeker.

Wat ik nu erg jammer vind is dat ik zo weinig contact heb met klanten. Nu moet ik 1,5 meter afstand houden en ik krijg alsnog berichtjes van een klant om toch even langs te komen.

Dataverantwoording:

  • De data zijn afkomstig van het CBS.
  • De cijfers zijn koopdaggecorrigeerd omdat ontwikkelingen beïnvloed worden door de samenstelling van week-en weekenddagen en door feestdagen. Hierdoor wordt er op sommige dagen van de week meer verkocht of geproduceerd in vergelijking met andere dagen.
  • Bij het volume gaat het om een bepaalde hoeveelheid, in dit geval gaat het om wat het volume is van de hoeveelheid verkochte goederen en diensten in een bepaalde periode van postorderbedrijven en webwinkels. Het CBS heeft deze percentages berekend door de waarde van de omzet te delen door de prijs van producten.


Net even anders: lesgeven vanuit huis door het coronavirus

Wen Xin van der Linden | 15 mei 2020 20:00

Dijkstra op haar thuiswerkplek achter haar laptop. “Soms wordt er in de media beweerd dat leerlingen en docenten weinig aan het doen zijn. De VO-raad had het zelfs over het inkorten van vakanties. Dat is gek want daarmee zou je aangeven dat leerlingen en docenten niets hebben gedaan de afgelopen periode. Zowel docenten als leerlingen hebben hard gewerkt.”
Foto: Paulien Dijkstra

Een bizarre situatie, verplicht moeten lesgeven vanuit huis. Middelbare scholen zijn al een aantal weken gesloten en moeten nog tot 1 juni dicht blijven. Hoe is het voor een docent om online les te moeten geven? “Bij een klassikale les is er meer interactie, dan kan ik leerlingen bijvoorbeeld een spel laten doen in het klaslokaal. Het is gek, nu is het meer instructie geven aan leerlingen vanachter een beeldscherm.”

De leerlingen zijn niet in beeld, wel kan de docent hen horen, zo is dat samen afgesproken met de docenten en leerlingen van Het Schoter. Paulien Dijkstra (27) is docente Duits op Het Schoter, een middelbare school in Haarlem en geeft op woensdagochtend les aan een groep derdeklassers. Haar online les van een half uur begint om half elf via Microsoft Teams. Dijkstra is als eerste online en is rechtsonder in beeld te zien. Ze zit thuis aan haar bureau, achter haar staat rechts een grote boekenkast.

“Guten Morgen Anouk, Merle und Stan. Guten Morgen Famke, Jesse und Zoë.” De leerlingen stromen langzaam binnen, Dijkstra houdt bij of iedereen aanwezig is. Alle leerlingen zijn stil. Om half elf is bijna iedereen online, Dijkstra bespreekt met een PowerPointpresentatie hoe de les er vandaag uitziet. 

‘Sich freuen’ is het eerste woord van het dictee wat vertaald moet worden door de leerlingen. “Ich freue mich auf den Maiferien zum Beispiel” zegt Dijkstra om de leerlingen op weg te helpen. Het volgende woord om te vertalen is ‘der Kunde’. Bij elke leerling is een icoontje te zien dat aangeeft de microfoons van hen uitstaan. Terwijl Dijkstra het volgende woord laat vallen om te vertalen, springt er onderin het scherm nog een leerling online. “Gratuliere zum Geburtstag Tobias!” zegt Dijkstra. “Hoi, ja ik was gisteren jarig.” Het klinkt alsof hij nog niet helemaal wakker is. Het dictee gaat verder. “Die Ruhe.” Dijkstra geeft haar les tot zover in het Duits. 

Contact houden

“Het is nu dé grote uitdaging voor docenten om scholieren op de middelbare school gemotiveerd te houden” zegt Stan Termeer, persvoorlichter van de VO-raad. Het zijn doorgaans pubers die vaak een uitdaging zijn om bij de les te houden, nu dat alleen online kan, is dat moelijker. “Daar is niet één methode of oplossing voor, het belangrijkste in deze situatie is om goed contact te houden met elkaar.”

Het Schoter zorgt er dan ook voor dat er extra op leerlingen wordt gelet die vaker, in het vervelendste geval stelselmatig, niet bij de online lessen zijn benadrukt Paulien Dijkstra. Ze is voorzitter van het pedagogisch concept van Het Schoter. Door deze coronacrisis dacht Dijkstra dat er gaten zouden ontstaan in klassen. Dat valt haar mee. “Wat je merkt is dat leerlingen inzien dat ze mee moeten doen om een eventuele leerachterstand te voorkomen en de leerlingen vervelen zich.” 

Volgens Dijkstra is efficiëntie een duidelijk voordeel. Door deze situatie krijgen docenten meer door wat hoofd- en bijzaken zijn. Het grote nadeel is het sociale contact dat wegvalt. “Een praatje met elkaar maken in de schoolgang of het klaslokaal zit er helaas nog niet in. Het gevolg daarvan is dat het lastiger is om in de gaten te houden of het met elke leerling goed gaat of niet” aldus Dijkstra.  

Christien Tangelder op haar thuiswerkplek. “Het is niet de bedoeling dat ik een halfuur lang praat, maar het is wel het meest efficiënte. Ik merk dat leerlingen niet alles meekrijgen van de les.”  Foto: Gerard van Velzen

Technisch probleem

De online les Engels van een tweede klas begint bij docente Engels Christien Tangelder (59) van Het Schoter om tien uur met een presentielijst op papier. Onderin het beeldscherm is te zien dat veel leerlingen tegelijk online komen. “Daar is Maartje, Suus, Yara, Bas en Tom, bijna iedereen is er. Melle en Roos zullen nog wel komen.” De les begint in het Nederlands. Bij deze les staat ook alleen de camera van de docent aan. 

Vooraf heeft Tangelder verteld dat ze veel Nederlands spreekt in de les omdat ze het belangrijk vindt dat, juist doordat ze haar leerlingen niet kan zien en dus ook niet goed kan inschatten of ze goed begrepen wordt, de leerlingen haar wel begrijpen bij de online lessen. 

Daar waar het rumoerig in de klas kan zijn, kun je nu een speld horen vallen. Tangelder laat haar eerste slide zien van de PowerPointpresentatie. Het gaat over twee voortgangstoetsen waarvan een al geweest is. De PowerPoint van Tangelder gaat verder met het programma van vandaag: reading comprehension in a foreign language. Opeens is er een enorme ruis te horen. Microsoft Teams stopt en Tangelder is niet meer online. ‘’Lesuitval!’’ wordt er geroepen. ‘’Nee, haar beeldscherm loopt vast, ik zie dat ze de les heeft verlaten, dat is al een keer eerder gebeurd.’’ Na enkele minuten is Tangelder weer terug, ‘’volgens mij ligt het aan mijn internetverbinding.”

Tangelder houdt op papier de presentie bij van de klas, wat ze vervolgens in Magister invoert. Foto: Gerard van Velzen

Niet genoeg tijd 

De les gaat verder. Er wordt gevraagd aan Mohammed om de korte alinea in de PowerPoint voor te lezen. Meerdere leerlingen wordt gevraagd wat voor soort vraag bij de alinea past. Het gaat over The Monkey and the crocodile. Er komt een volgende alinea van het verhaal in beeld. Die alinea mag Yara voorlezen. “Yara, ik hoor je niet?” “Ze praat gewoon niet” zegt een leerling. Tangelder vertelt dat ze haar wel als present had opgeschreven. “Ze typt nu in de chat” wordt er dan gezegd. Ze heeft geen koptelefoon en daarom kan ze niet hardop praten is te lezen in de chat. Iemand anders krijgt de beurt. “Tom, kan jij de PowerPoint zien en de alinea voorlezen?” “Nee, volgens mij doet mijn microfoon het niet.” Tangelder zegt dat zij hem wel kan horen. Dan leest hij de alinea toch voor. Het lijkt erop dat hij niet erg actief meedoet en er gebruik van maakt dat hij door de digitale les zich een beetje kan verbergen. 

Tangelder gaat in de laatste drie minuten naar de laatste slide. Daar staat het huiswerk op. “Morgen hebben we het er verder over en ik hoop dat de online verbinding dan beter is. Ik wens iedereen een fijne dag.” Alle leerlingen verlaten de online les. 

Leerachterstand

De manier om te kunnen zien of leerlingen afgelopen periode genoeg hebben geleerd en of dat voldoende is om over te gaan naar het volgende leerjaar zijn bij Het Schoter voortgangstoetsen. Iedere leerling maakt twee digitale toetsen voor elk vak. Het resultaat van de toetsen wordt aan een letter aangekoppeld, een O, M, V of G. Dijkstra: “Op basis van deze toetsen, de al eerder gemaakte toetsen en een check-out-toets die ze in juni gaan maken, geven we advies.” Dijkstra denkt dat men volgend schooljaar pas kan zien of er daadwerkelijk leerachterstand is of niet. Daarnaast is Dijkstra van mening dat een leerachterstand niet per se hoeft te bestaan. “Je zou het curriculum aan moeten passen aan de nieuwe situatie.”

In het rapport De Staat van het Onderwijs 2020 staat dat wanneer zicht op de ontwikkeling van leerlingen onvoldoende is, dat voornamelijk komt doordat informatie over de leerlingen niet genoeg wordt gebruikt om leerachterstanden weg te werken. Daarnaast kan het ook zo zijn dat op deze scholen onduidelijk is of de ingezette middelen wel effectief zijn. Voor docenten is het van groot belang om inzicht te hebben in het leerproces van de leerlingen, denk aan lees-en denkvaardigheden tijdens de lessen. Dat is moelijker nu alle lessen alleen vanuit huis gegeven kunnen worden. 

Vergelijking van de huidige werkplek en ‘normale’ werkplek: “Het was wel even een switch om vanuit huis les te gaan geven, zeker in het begin had ik het gevoel dat ik tegen een muur praatte.” Foto’s: Paulien Dijkstra

Meer interactie

Er komt meer interactie. Klassikaal bespreekt Dijkstra wat de juiste vertaling is van elk woord. Elke leerling wordt aan het woord gelaten om de juiste vertaling te vertellen van de Duitse woorden uit het dictee. “Die Miete” Dijkstra geeft iemand de beurt, het blijft stil. “Mevrouw, zijn microfoon doet het niet.” “Vielleicht kann er denn mal in dem Chat tippen?” vraagt Dijkstra. Het getypte antwoord is niet goed, een poging tot de juiste vertaling van het Duitse woord gaat verder bij iemand anders. Het betekent de huur.

Alle woorden zijn door de klas vertaald, Dijkstra begint over het laatste gemaakte proefwerk en over de voortgangstoets. Ze vertelt dat er twee voorgangstoetsen zijn en dat de vragen in het Nederlands beantwoord mogen worden, dan weten de docenten of je als leerling de vragen en teksten goed begrepen hebt. 

De gegeven opdracht in Word van Paulien Dijkstra in Microsoft Teams. Foto: Wen Xin van der Linden

Dijkstra vraagt of de opdracht duidelijk is voor iedereen. De opdracht is duidelijk, het wordt stil in de ‘digitale klas’. De leerlingen gaan aan het werk. Er komen vragen, de microfoons van de leerlingen gaan om de beurt even aan. Er valt weer een stilte. De les wordt afgesloten door Dijkstra met de vraag of er nog leerlingen zijn die vragen hebben over het proefwerk dat na de meivakantie is of over de schrijfopdracht die vandaag nog ingeleverd moet worden. “Gut Leute, gibt es noch Fragen zu der Aufgabe oder vielleicht zu der Prüfung?” Er is één vraag over de opdracht van vanochtend, daarna blijft het stil. Het is duidelijk dat de les afgesloten kan worden. “Tschüss!”


“Het zou heel vervelend zijn als ik zo ziek zou worden van het virus dat ik er niet meer over kan berichten als journalist”

Wen Xin van der Linden | 10 april 2020 08:30

Anouk Eigenraam werkt onder andere voor Het Financieele Dagblad Foto: http://www.sandernieuwenhuys.nl

Als journalist naar het epicentrum van de uitbraak van het coronavirus gaan om verslag te doen en vervolgens in lockdown vastzitten. Anouk Eigenraam (41) is sinds eind september 2019 correspondent in China voor het Financieele DagbladBNR en de Belgische krant De Tijd. “De eerste twee dagen liep ik toch wel onwennig rond in Wuhan.”

Tijdens haar journalistieke loopbaan was het al langer haar wens om een tijd in het buitenland te mogen werken. Na zeven maanden in Zuid-Korea aan een boek gewerkt te hebben, wist ze het zeker dat ze het wilde. “Ik dacht altijd wel dat ik hier geschikt voor zou zijn, maar ik wist het niet zeker. Een correspondentschap is iets heel anders dan wanneer je gewoon in het buitenland op vakantie bent. Je hebt te maken met lokale problemen, misschien spreek je de taal niet en je bent voor een langere tijd zonder je familie. Je moet er geschikt voor zijn.” Toen Eigenraam terugkwam uit Korea en haar boek Welkom in adoptieland. Een persoonlijke en kritische zoektocht af was, is ze bij Het Financieele Dagblad gaan werken. Na ruim een jaar kwam de post voor China vrij.

Het was 31 december 2019 toen de Wereldgezondheidsorganisatie op de hoogte werd gesteld over een onbekend longvirus. Begin januari kwam er meer naar buiten over het virus en het aantal besmettingen nam snel toe. De Chinese overheid, die de besmettelijkheid in het begin toedekte, kon er niet veel meer over ontkennen. Op 23 januari ging de stad Wuhan en de omliggende provincie Hubei in lockdown. “Aan mijn chef vroeg ik die week of ik naar Wuhan zou gaan. We zijn een financieel-economisch dagblad, dus wij moeten kijken naar wat de financieel-economische gevolgen zijn.”

Ze besloten het nog een dag aan te kijken. De dag erna verdubbelde de cijfers zich in Wuhan. Eigenraam had een vermoeden dat de stad zich daardoor snel zou gaan afsluiten. Die nacht kocht ze een vliegticket naar Wuhan, zodat ze voor de lockdown nog zou aankomen. “Die ochtend begon de vertraging al op het vliegveld en uiteindelijk werd mijn vlucht geannuleerd. Ik nam een trein naar een stad in de buurt van Wuhan. De trein ging door Wuhan en stopte er, dat had ik niet verwacht.”

Lege straten
Via WeChat en haar eigen netwerk probeerde Eigenraam in contact te komen met mensen in Wuhan. “Het advies was om niet de straat op te gaan. In tegenstelling tot hoe Nederland eerst reageerde, waren de straten in Wuhan meteen leeg. Chinezen gaven massaal gehoor aan het advies van de overheid.” Eigenraam ging wel de straat op om de situatie goed te kunnen bekijken. “Je kan natuurlijk niet wanneer je daar bent, niet je werk doen. Dat geldt voor mijn collega’s in Nederland en andere landen op dit moment ook. Journalisten staan op de lijst van noodzakelijke beroepen. Veel kan je als journalist vanuit huis doen, maar toch moet je zo nu en dan de straat op om te zien wat er speelt.”

Journalisten en hun bronnen lopen in China een behoorlijk groot risico op digitaal toezicht, zo staat in het Control- Halt-Delete FCCC Report on mediafreedom in 2019 van de Foreign Correspondent’s Club (FCCC). De Chinese overheid kan journalisten volgen door middel van low-tech methoden zoals het inzetten van politieagenten. Daarnaast is de overheid de eigenaar van eigenaar van telecommunicatiebedrijven in China en heeft zodoende controle op  gegevens die burgers naar elkaar verzenden op onder andere WeChat.  

Eigenraam wilde ook een ziekenhuis in om te zien hoe het er daaraan toe ging, maar het risico om het virus daar op te lopen vond ze te groot. Daarnaast had ze ook niet de benodigde beschermende kleding. “Je maakt lange werkdagen, dus hoop je maar dat je weerstand goed genoeg is. Het zou heel vervelend zijn als ik daar op dat moment zo ziek zou worden van het virus dat ik er daardoor niet meer over zou kunnen berichten als journalist.”

Een verlaten weg in Wuhan op 26 januari. Foto: Anouk Eigenraam 

Censuur

“In China is er een ander idee van persvrijheid. Iedereen staat er in principe onder censuur.” De International Federation of Journalists (IFJ) is dan ook bezorgd over de censuur op belangrijke rapporten rondom het coronavirus. Rapporten worden in China geblokkeerd en kopieën ervan zijn offline gehaald. “Dat vrije meningsuiting moeilijk is, blijkt ook uit dat een van de klokkenluiders van het coronavirus in december werd beschuldigd van het verspreiden van valse geruchten. Hij werd ziek en overleed in februari aan het coronavirus. ”Toen dat later uitlekte, is hij overigens op het schild gehesen door dezelfde overheid als een van de ‘helden’ in de strijd tegen het virus.”

China-correspondent voor de Volkskrant Leen Vervaeke, schreef onlangs een stuk over hoe opvallend het was dat er in Wuhan relatief veel vrijheid was in die eerste weken om haar werk te kunnen doen. Er werden veel staatsmedia naar Wuhan gestuurd om verslag te doen, om te laten zien hoe goed er voor de patiënten gezorgd werd en hoe goed er met de virusuitbraak werd omgegaan. Eigenraam vertelt over haar Chinese collega’s: “De journalisten die voor onafhankelijker Chinese media werken, hebben meer toegang en meer bronnen dan wij als westerse journalisten. Zij konden meer te weten komen over de situatie. Vooral correspondenten van de grote persbureaus en de grote Britse en Amerikaanse kranten zijn belangrijk voor ons om bij te houden als informatiebron.. Zij zijn met een grotere groep journalisten, hebben een breder netwerk en meer resources.”

Geen rechten en plichten, perskaart kan ingetrokken worden

Het ministerie van Buitenlandse Zaken van China kondigde 18 maart aan dat dertien perskaarten van journalisten van de Amerikaanse media The New York Times, The Wall Street Journal en The Washington Post zouden worden ingetrokken. Volgens China was dat een antwoord op ‘Amerikaanse acties’ om Chinese media in de VS te onderdrukken. Eerder verklaarde de VS Chinese staatsmedia ‘foreign entities’ en decimeerde het aantal Chinese journalisten dat in Amerika mocht werken met zestig. De Amerikaanse journalisten moesten hun perskaart binnen tien dagen inleveren. Deze journalisten mogen niet blijven werken als verslaggever in China, ook niet in regio’s als Hongkong en Macau. 

Zijn er daarnaast rechten en plichten bij het doen van verslag over een crisissituatie in het buitenland, zoals in China? Bepaalde rechten en plichten bij het doen van verslag over een crisissituatie zijn er niet voor buitenlandcorrespondenten. Wel staan er in het Veiligheidsplan Nederlandse media van Persveilig zogehete actiepunten voor werknemers en werkgevers. Het gaat hierbij om Nederlandse media die journalisten verslag laten doen in risicovolle gebieden. Dus dat geldt ook voor buitenlandcorrespondent Eigenraam, zij doet voor Nederlandse media verslag. Voor werknemers gaan de actiepunten onder andere om het niet nemen van onnodige risico’s, veiligheid staat altijd boven het maken van een goed verhaal. Eigenraam volgde overigens voor haar vertrek naar China een cursus ‘verslaggeving in conflictgebieden bij de NVJ’. Daar heeft ze veel aan gehad, zegt ze, met name tijdens haar werk over de demonstraties en rellen in Hongkong afgelopen november.

In quarantaine

 “De evacuatie was een lange en vermoeiende reis. Ondertussen was ik ook nog bezig met mijn werk. Zodra ik was geland en thuis was, werd ik platgebeld door de media en collega’s met de vraag of ik iets wilde vertellen over de situatie.”

Hoe andere verslaggevers omgaan met de quarantaine? In de Volkskrant vertelt Vervaeke, die eerst in quarantaine zat in België, en vervolgens nog twee weken in Beijing dat ze in quarantaine gewoon verder kon met haar werk. Ook tijdens de quarantaine in Beijing bleef ze doorwerken door zoveel mogelijk contact te blijven houden met mensen in China en op die manier  interviews te kunnen doen. 

Na elke binnenlandse reis moet je op dit moment twee weken in quarantaine, als je teruggaat naar Beijing vertelt  NOS-correspondent Sjoerd den Daas aan Human. Hij koos er daarom voor om zo min mogelijk te reizen. Hij was bovendien op vakantie toen de lockdown in Wuhan begon en kon daarna er niet meer binnenkomen. Den Daas deed vooral dagtrips om op die manier contact te hebben met de lokale bevolking. Ook maakte hij zijn verhalen via sociale media zoals WeChat. 

Tijdens de evacuatie in het vliegtuig naar het militair vliegveld Melsbroek. Foto: Anouk Eigenraam

In Wuhan is de lockdown sinds 8 april opgeheven, China komt dus weer een beetje op gang. Fabrieken zijn wel weer open, alhoewel buitenlandse bedrijven annuleren hun opdrachten annuleren vanwege economische onzekerheid en omdat er nog steeds reisbeperkingen zijn. Eigenraam verwacht dan ook dat er hogere werkloosheid aan zal komen in China. “Doordat de uitbraak nu de rest van de wereld beheerst, zal het nog wel een tijd duren voordat het ook hier in China economisch weer normaal wordt.”

In Beijing wordt het weer iets drukker halverwege maart. Foto: Anouk Eigenraam


Discriminatie bij geadopteerden met een Aziatisch uiterlijk

Wen Xin van der Linden | 18 maart 2020 12:23

Kiona zandvliet: “Nu leer ik te accepteren dat ik niet alleen Nederlands of Chinees hoef te zijn, maar dat ik gewoon beide ben, of ik dit nou wil of niet.”
Foto: Wen Xin van der Linden

Kutchinees, Babi pangang en loempia, met een Aziatisch uiterlijk word je er zomaar voor uitgescholden. Zelfs als je er maar een paar weken of maanden van je leven gewoond hebt. Het Coronavirus confronteerde Chinees geadopteerden op pijnlijke wijze met het feit dat ze er Aziatisch uitzien, maar zich niet per se Aziatisch voelen.

“Voor hen als geadopteerden is het extra pijnlijk als er zulke scheldwoorden op straat of in het openbaar vervoer geroepen wordt, want ze voelen zich niet Chinees maar Nederlands” begint adoptiemoeder Heidi Roelofs-Jacobs (53). Daarnaast wonen ze bij een Nederlandse familie en kent niet iedere geadopteerde zijn of haar biologische familie. Ook niet iedere geadopteerde heeft daar behoefte aan. “Je wordt toch weer even op het feit gedrukt dat je je dan wel Nederlands kan voelen, maar er niet zo uitziet” aldus geadopteerde Milou Visser (21). 

Wat voor stereotypen zijn er over Chinezen? Volgens Visser zijn bekende stereotypen dat Chinezen veel op straat spugen, dat het vieze mensen zijn en dat alle Chinezen luidruchtig zijn. Volgens haar hebben Chinezen niet veel positieve stereotypen. Kiona Zandvliet (20), ook geadopteerd uit China, heeft discriminerende woorden naar haar geroepen gekregen wanneer ze in het openbaar ergens loopt of fietst. Haar ervaring is dat er bekende woorden naar haar geroepen worden als ‘Ni Hao’ en ‘Babi pangang’. Volgens Roelofs-Jacobs is er toch ook wel een positief stereotype over Aziaten: “Aziaten worden naar mijn idee ook omschreven als slim en hardwerkend.”

Visser heeft de ervaring dat Aziatische en Chinees geassocieerde woorden door zowel kinderen als door volwassenen naar haar geroepen worden op straat. Toch voelt Visser doordat ze geadopteerd is, zich een echte Nederlander. “Ik ben een Nederlander, ik zie er dan wel Aziatisch uit, maar ik heb gewoon een Nederlands paspoort.” 

Rondom discriminatie over het Covid-19 heeft de zoon van Roelofs-Jacobs daar ervaring mee. Toen haar zoon in de trein ging zitten, stonden de mensen op en gingen gewoon ergens anders in de trein zitten. Visser heeft (nog) geen discrimineerde woorden naar haar toe geroepen gekregen door het Covid-19, haar zusje die ook uit China is geadopteerd, is wel geconfronteerd met het feit dat ze er Aziatisch uitziet. “Twee meisjes vroegen haar in de trein of ze het Coronavirus had.” Visser denkt dat zulke opmerkingen worden gemaakt vanwege onwetendheid bij mensen.

Femmie Juffer is emeritus-hoogleraar adoptie en pleegzorg. Zij heeft verschillende onderzoeken gedaan naar adoptiegezinnen en pleeggezinnen. Juffer heeft recent het boek uitgebracht ‘Dit huis is een thuis. Opgroeien in een multicultureel adoptie-of pleeggezin.’ Juffer: “Mensen denken meteen ‘dat is een groep die ver weg is met een enge ziekte’. Men associeert mensen met een Aziatisch uiterlijk met het virus dat in China begon en door te schelden willen mensen die angst die ze voelen van zich afzetten. Eerder was dat Ebola, nu is dat het Coronavirus.”

In het boek Kinderen en Adolescenten. Problemen en risicosituaties (deel 6, Gezin) hebben emeritus-hoogleraar adoptie Juffer en adoptieonderzoeker Lucile van Tuyll ook geconcludeerd dat een deel van de geadopteerden te maken heeft met discriminatie over hun uiterlijk, denk daarbij aan huidskleur, lengte en andere uiterlijke kenmerken. De afkomst van een geadopteerde en het geadopteerd-zijn kunnen voor negatieve opmerkingen zorgen.

Dat wordt bevestigd door adoptiemoeder Roelofs-Jacobs. Tegen haar zoon wordt bijvoorbeeld gezegd dat hij terug moet gaan naar China, er wordt kutchinees naar hem geroepen of mensen gaan op zijn ‘Chinees’ tegen hem praten. Roelofs-Jacobs: “Het meest pijnlijke voor mijn zoon is als iemand tegen hem zegt dat hij terug moet naar China. Als adoptiekind is dat echt heel erg verdrietig om dat naar je hoofd geroepen te krijgen.” De zoon van Heidi wordt door discriminatie eraan herinnerd dat hij te vondeling is gelegd door zijn biologische familie in China. Dat is voor hem heel pijnlijk om aan terug te denken. 

Door Juffer en Wendy Tieman is onderzoek gedaan naar geadopteerden uit China en India. Toen is ook gevraagd of de adoptiekinderen last hadden van discriminatie. Deze kinderen ondervonden inderdaad discriminatie wat betreft hun uiterlijk en afkomst. Juffer legt vervolgens in het hoofdstuk ‘Kleur bekennen is kleur erkennen’ in het boek ‘Dit huis is een thuis’ uit: “Wat opvallend is, is dat mensen adoptie wel herkennen als ze kleine kinderen zien lopen bij ‘witte’ ouders. Zodra mensen die combinatie niet meer zien, als geadopteerden bijvoorbeeld op school zijn of een (bij)baan hebben, dan staan mensen er niet meer bij stil dat er inmiddels veel interlandelijk geadopteerden (jong)volwassen zijn.” Sommige geadopteerden voelen zich daardoor een ‘bounty’: bruin aan de buitenkant en wit van binnen. 

Uit wetenschappelijke studies over opvoeding van gekleurde kinderen door witte ouders is gebleken dat biculturele socialisatie een belangrijk begrip is, zo staat in het boek ‘Dit huis is een thuis’. Met biculturele socialisatie wordt bedoeld dat adoptieouders hun kind laten opgroeien met twee culturen, de eigen Nederlandse cultuur en de niet-westerse cultuur van het land van herkomst. De adoptieouders erkennen en zien daarmee in het dagelijkse leven de kleur en afkomst van hun kind. Een adoptiekind kan dan een identiteit opbouwen die bij de Nederlandse cultuur past, maar ook bij zijn of haar uiterlijk en culturele afkomst. Ook is het goed als adoptieouders het adoptiekind voorbereiden op de ‘harde wereld’ waar vooroordelen en discriminatie bestaan en leert hoe het adoptiekind in die wereld voor zichzelf kan opkomen. 

Of mensen bekend zijn met interlandelijke adoptie? Volgens Visser is interlandelijke adoptie niet zo bekend in Nederland: “Interlandelijke adoptie is wel eens in het nieuws geweest omdat men interlandelijke adoptie uit bepaalde landen wilde verbieden, maar ik denk dat geadopteerden over het algemeen wel ondervertegenwoordigd zijn in Nederland.” Er mogen van haar wel meer adoptieverhalen in de media komen. Zo kent Visser wel de tv-programma’s ‘Met Open Armen’ waarin de adoptieouders gevolgd worden in het adoptieproces en ‘Spoorloos’ waarbij geadopteerden gevolgd worden bij het zoeken naar hun biologische familie. Visser: “Er is geen programma waarbij je ziet waar geadopteerden zoal mee worstelen in het dagelijks leven.” Aan de andere kant vindt Milou doordat je geadopteerd bent, je niet per se een ‘speciaal persoon bent. Dus vraagt ze zich af waarom er extra aandacht aan besteed zou moeten worden. 

Ook Zandvliet vindt dat geadopteerden weinig voorkomen in de media als het gaat over Aziatisch geadopteerden. Zandvliet vindt dat er nog benadrukt mag worden dat er ook genoeg geadopteerden zijn die helemaal niets met hun geboorteland te maken willen hebben en door discriminatie op deze manier toch ongewild mee worden geconfronteerd. Zandvliet was, wanneer ze gediscrimineerd werd, vaak eerst te geschrokken van de woorden die op dat moment naar haar geroepen werden, alhoewel ze heeft besloten er nu juist wel op te reageren. 

Uit de gesprekken die Juffer heeft gehad voor het boek ‘Dit huis is een thuis’ is gebleken dat er best veel geadopteerden zijn die ervaren dat zij niet worden aangesproken op het feit dat zij geadopteerd zijn, maar wel op het feit dat zij er anders uitzien. Het is vaak zo dat geadopteerden, wanneer zij niet met hun adoptieouders zijn, worden gezien als iemand met een migratieachtergrond vertelt Juffer. “Geadopteerden worden op hun afkomst aangesproken en dat is gewoon niet goed. Dat is zelfs extra pijnlijk voor hen. Je hoort ook best vaak dat geadopteerden niet als een ‘volle Nederlander’ worden gezien. Terwijl zij dat wel zijn, meestal zijn geadopteerden namelijk nog een paar maanden oud als zij geadopteerd worden.”


Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag